Mieke Koenen schildert mensen. Staande, zittende, liggende en lopende, mooie en lelijke, jonge en oude. Uitgangspunt voor ieder werk is een levend model. Ze kijkt wat ze interessant vindt in houding en expressie, tekent haar model en werkt vervolgens de tekening uit tot een schilderij. Soms blijft het bij één figuur, vaak ook combineert ze meerdere figuurstudies -van hetzelfde model of van verschillende modellen- tot één compositie.
In feite laten al deze werken iets zien van Mieke’s kijk op het leven. Mieke Koenen kijkt met gemengde gevoelens naar het leven. Soms is er een ietwat humoristisch berusten in de werkelijkheid. Zo heeft een serie werk waarop we twee elkaar nauwkeurig observerende blote dames zien als titel: ’het valt best mee’. Op een ander zien we Adam en Eva die, na het eten van de appel, knap depri zitten te kijken nu hun relatie stevig onder druk staat. De titel preciseert waaruit de irritatie bestaat: ‘Geef mij de schuld maar weer’. We proeven hier de ironische acceptatie van het menselijke tekort, die aan het werk van de kunstenares soms aardige accenten geeft. Iets dergelijks zien we ook bij andere traditionele onderwerpen als ‘De drie gratiën’ of ‘Pandora’. Pandora, die het ongeluk komt brengen in opdracht van de goden, zit er bij als een domme gans die het allemaal overkomt. En die gratiën zijn vaak helemaal niet zo gracieus als de titel zou doen vermoeden. Een enkele keer zijn het trouwens mannen. want de traditionele man-vrouw rolverdeling hoeft voor Mieke Koenen niet precies zo.
Het werk van Koenen is een voortdurende meditatie over wat de Fransen ‘la condition humaine’ noemen. Haar werk komt tot stand tussen twee uitersten. Aan de ene zijde de utopie van het paradijs: fraai gekleurde modellen die baden in warm licht en die in harmonie zijn met hun omgeving. Anderzijds is er de meedogenloze weergave van de mens, wiens hangbuik en vetrollen verraden dat hij onderworpen is aan de wetten van de zwaartekracht; en die altijd problemen heeft als het er om gaat een evenwichtige relatie op te bouwen met de wereld om hem heen. Als zij de mens vaak reduceert tot een karikatuur van hemzelf, dan is het omdat dat haar manier is om met humor en spot het menselijke tekort te accepteren. Ze steekt de draak met het traditionele beeld van man en vrouw en van hun relatie. De mens wordt een pias, maar één die in al zijn onbeholpenheid toch ook iets menselijks heeft.
Dr. Leo Ewals, kunsthistoricus